Bij de eierboer heb ik peren gekocht van een vrij onbekend ras, namelijk de Kruidenier. Dat ras wordt niet commercieel gekweekt, daarvoor is het te klein en te kort beschikbaar. Het is heerlijk zoet, maar wordt snel melig, dus het is maar een paar weken goed. Gelukkig heeft de boer een paar bomen ervan in zijn tuin.
Gelezen:
1- Ik ben koopman, door Charles den Tex, kroniek van de familie Fentener van Vlissingen. Interessant werk waarin een lange lijn wordt beschreven van harde werkers, die vanaf de oprichting van de SHV (dat is al een eind in de geschiedenis van deze familie) enorm de wind mee hebben gehad. En door hun slim ondernemen en keihard werk is dat verder uitgebouwd. Boeiend om te lezen hoe al die families met ondernemingen aan elkaar zijn gelieerd, en wie het zijn.
Het is geschreven in opdracht van de familie, en dat merk je wel door de positieve draai die gegeven wordt aan onderwerpen die meer kanten hebben, bijvoorbeeld hun relatie met Duitsland in de oorlog, en hun omgang met de andere grote speler in SHV, de Van Beuningen familie. Ook leuk om de namen terug te lezen waar mijn vader het wel over had, als echte Rotterdammer: Van Beuningen, Dutilh e.a. De Fenteners zijn meer Utrechters. Grappig, een van de eerste hoofdstukken noemt een lid van de familie een echte Utrechtenaar. In Utrecht heeft die benaming een eigen betekenis, die de auteur vast niet bedoeld heeft.
2 - Het bleekblauwe handschrift van een vrouw, door Franz Werfel. Dit boek heb ik gelezen op verzoek van Eef. Hij had mijn biografie van Alma Mahler geleend, en kwam zo op deze laatste echtgenoot van haar. Het boek is verrassend mooi. Lichte, heldere bewoordingen beschrijven het dilemma van een geslaagde ambtenaar, een man met een rijke echtgenote. Het dilemma blijkt op zich niet te bestaan, en vormt daarmee de opmaat naar een nieuw, veel dieper probleem waar de hoofdpersoon niet mee uit de voeten kan. Tevens beschrijft het het vooroorlogse Oostenrijk met de schaduwen van Hitler-Duitsland die al vooruit worden geworpen. Een aanrader.
Gelezen:
1- Ik ben koopman, door Charles den Tex, kroniek van de familie Fentener van Vlissingen. Interessant werk waarin een lange lijn wordt beschreven van harde werkers, die vanaf de oprichting van de SHV (dat is al een eind in de geschiedenis van deze familie) enorm de wind mee hebben gehad. En door hun slim ondernemen en keihard werk is dat verder uitgebouwd. Boeiend om te lezen hoe al die families met ondernemingen aan elkaar zijn gelieerd, en wie het zijn.
Het is geschreven in opdracht van de familie, en dat merk je wel door de positieve draai die gegeven wordt aan onderwerpen die meer kanten hebben, bijvoorbeeld hun relatie met Duitsland in de oorlog, en hun omgang met de andere grote speler in SHV, de Van Beuningen familie. Ook leuk om de namen terug te lezen waar mijn vader het wel over had, als echte Rotterdammer: Van Beuningen, Dutilh e.a. De Fenteners zijn meer Utrechters. Grappig, een van de eerste hoofdstukken noemt een lid van de familie een echte Utrechtenaar. In Utrecht heeft die benaming een eigen betekenis, die de auteur vast niet bedoeld heeft.
2 - Het bleekblauwe handschrift van een vrouw, door Franz Werfel. Dit boek heb ik gelezen op verzoek van Eef. Hij had mijn biografie van Alma Mahler geleend, en kwam zo op deze laatste echtgenoot van haar. Het boek is verrassend mooi. Lichte, heldere bewoordingen beschrijven het dilemma van een geslaagde ambtenaar, een man met een rijke echtgenote. Het dilemma blijkt op zich niet te bestaan, en vormt daarmee de opmaat naar een nieuw, veel dieper probleem waar de hoofdpersoon niet mee uit de voeten kan. Tevens beschrijft het het vooroorlogse Oostenrijk met de schaduwen van Hitler-Duitsland die al vooruit worden geworpen. Een aanrader.
3 - Een thriller die in de paardensport speelt. Niet de beste die ik heb gelezen, maar enkele aardige inkijkjes in die wereld.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten