Hoe schandalig ik me ook had volgepropt, toch ging het ontbijt weer goed naar binnen. Fruit te over, koffie in sloten. Broodje ham mee en lopen maar. Van Schin via de camping naar de bron daar, toen omhoog over het Puttenpaadje. Zo liepen vroeger de heuvelbewoners met hun lege emmertjes naar de bron en met de volle weer naar boven. Dat was voor ons een geklauter langs omgevallen bomen. Boven konden we lezen hoe het gehucht daar ooit is afgebrand. Met de emmertjes konden ze nooit op tijd boven komen om te blussen. Een boer van het gehucht verloor er het leven bij en liet vrouw en 11 kinderen achter. Katholiek waren ze wel. Via de velden daalden we weer af en gingen in de weide achter de camping op een bankje bij een plas zitten. Daar kwam heel rustig een kudde Rode Geuzen aan de plas voorbij, een donkerrood runderras. Eerst koeien, toen een enorme stier, en vervolgens vijf huppelende kalveren. Het leek net een schilderij van Barend Koekkoek. We keken er verheugd naar.
Toen verlegde de kudde de koers en besloot vlak langs ons bankje te lopen. De bul en zijn harem passeerden onverschillig, maar de kalfjes wilden er het hunne van weten en keken ons nieuwsgierig aan, veilig op een hoger plekje. Pas na een poosje hielden ze het voor gezien en gingen hun mama's achterna.
De hoogtepunten bleven komen. We passeerden de watermolen in Wijlre, een prachtexemplaar. Hij draaide, het was een fraai gezicht. Dwars door de velden met papavers en door de bossen zetten we de tocht voort en gingen we naar station Klimmen. Daar bereidden we ons met een copieus diner voor op onze strijd met de andere ouden van dagen. Maar na het ophalen van een gedeelde pijnlijke herinnering door een van hen had Eef die avond zijn dag niet. We eindigden als zevende, maar met een niet al te lage score.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten