Volgers

vrijdag 4 december 2020

Paddy de poeet - de arend

 Bijna heb ik het tweede boek van Patrick Leigh Fermor uit, Between the Woods and the Water. Het is een mooi verhaal, langzamer, persoonlijker en poëtischer dan zijn eerste boek. Hij is hier dan ook in Oost-Europa, in een sprookjesachtige omgeving waarbij hij geniet van de grootste privileges. Van gastheer naar gastvrouw gaat zijn reis, allemaal in de prachtigste onderkomens: paleizen, landhuizen. Geoutilleerd met auto's voor uitstapjes, personeel, vriendelijke zonen en andere jonge mensen, heeft Paddy de tijd van zijn leven. Bij één onderkomen, bij een graaf (ze zijn daar allemaal van adel) mag hij meteen aanschuiven voor een partijtje polo-op-de-fiets en blijft er vervolgens drie maanden, de hele zomer. In die tijd beleeft hij ook romances, hij krijgt veel te zien en te doen. Toch moet hij na die tijd bij de lotus-eters, zoals hij het noemt, weer op pad en de beschrijvingen die hij dan van de Hongaarse en vooral Roemeense natuur geeft, zijn ronduit poëtisch. Een pracht is zijn ontmoeting met een steenarend paartje. Eerst ziet hij van dichtbij de man, die zijn verenkleed aan het ordenen is. Daar mag hij 20 volle minuten getuige van zijn. De steenarend vliegt dan op, en krijgt gezelschap van zijn vrouw. Samen vliegen ze nog een poosje in het zicht van de jonge wandelaar. Een magisch uur.

Ooit liepen Eef en ik in het noorden van Spanje, net ten zuiden van de Picos en we waren verdwaald. Om me te oriënteren, zocht ik een heuvel op, daar boven zou het landschap beter zichtbaar zijn. In de verte hadden we al adelaars zien vliegen, zeker vijf paren. We klommen de heuvel op. Net op het moment dat ik mijn hoofd boven de top uitstak, stegen twee adelaars van de andere kant van de heuvel op, precies op die plek. De voorste adelaar was op niet meer dan 2 meter afstand van mijn gezicht en wij keken elkaar recht in de ogen. De adelaar toonde geen enkel teken van spanning, hij was en bleef de koning daar; zijn maat daarachter vloog eveneens zonder reactie door. Ik had een fotocameraatje in de hand en het lukte me om te blijven kijken en tegelijk een korte opname van deze ontmoeting te maken. Maar ook zonder was dit moment me altijd bijgebleven. Ik ben blij dat ik ben blijven kijken met mijn eigen ogen, en niet door de camera. Ik zie nog die rechte streep van zijn wenkbrauwen voor me, streng en onaangedaan. Beide vogels vlogen op de stijgwind van de helling op, en verdwenen in het hoge blauw.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten